Verzoeker heeft geen recht op (gedeeltelijke) vergoeding van de door hem aangeschafte hoortoestellen.

Verzoeker heeft aan de commissie verzocht te beslissen dat de ziektekostenverzekeraar is gehouden de kosten van de door hem aangeschafte hoortoestellen Audeo P90-RT (gedeeltelijk) te vergoeden. De medische noodzaak blijkt uit metingen door de audicien en de KNO-arts. De ziektekostenverzekeraar heeft gesteld dat (gedeeltelijke) vergoeding niet aan de orde is, nu het hier buitencategorie hoortoestellen betreft en de medische noodzaak niet is vastgesteld door een audiologisch centrum. Daarom zijn de hoortoestellen niet doelmatig en niet adequaat. De zorgverzekering voorziet niet in de mogelijkheid van substitutie, en de ziektekostenverzekeraar past de verzekeringsvoorwaarden voor alle verzekerden op dezelfde wijze toe.
De commissie concludeert dat in de situatie van verzoeker niet is gebleken van een bijzondere individuele zorgvraag. Voordat hij de KNO-arts bezocht vroeg verzoeker de audicien al om de later aangeschafte hoortoestellen te mogen vergelijken met hoortoestellen uit de categorieën 4 en 5. Op basis waarvan toen een selectie is gemaakt en waarom althans één van deze typen hoortoestellen niet voldeed, blijkt niet uit de overgelegde stukken. Dat twee typen hoortoestellen zijn geprobeerd en dat is gesproken over de mogelijkheid van een cochleair implantaat kan niet leiden tot een andere conclusie.
Gedeeltelijke vergoeding is expliciet uitgesloten in het toepasselijke reglement. Ten aanzien van een onverplichte vergoeding is de commissie niet bevoegd, tenzij sprake zou zijn van een begunstigend beleid, waarvan in de situatie van verzoeker wordt afgeweken. Dit laatste is evenwel gesteld noch gebleken.

Volledig document openen (pdf)