Verzoeker heeft geen aanspraak op de aangevraagde orthodontische behandeling ten laste van de zorgverzekering.

Verzoeker heeft aan de commissie verzocht te beslissen dat de ziektekostenverzekeraar gehouden is toestemming te verlenen voor de aangevraagde orthodontische behandeling ten laste van de zorgverzekering. De ziektekostenverzekeraar heeft gesteld dat een verzekeringsindicatie voor een osteotomie niet betekent dat er ook een verzekeringsindicatie bestaat voor orthodontie in bijzondere gevallen. Verzoeker voldoet niet aan de voorwaarden die in dat verband gelden om aanspraak te kunnen maken op de aangevraagde orthodontische behandeling ten laste van de zorgverzekering. De commissie overweegt dat de kaakchirurgische en de orthodontische behandeling van elkaar moeten worden onderscheiden. Het betreft twee verschillende verzekerde prestaties, die moeten worden beoordeeld aan de hand van de onderscheiden voorwaarden. Voor de aanspraak op orthodontie ten laste van de zorgverzekering geldt dat sprake moet zijn van een zeer ernstige ontwikkelings- of groeistoornis van het tand-kaak-mondstelsel. Uit het advies van het Zorginstituut blijkt dat dit bij verzoeker niet aan de orde is. De vraag of medediagnostiek of medebehandeling door andere disciplines noodzakelijk is, kan daarom onbeantwoord blijven. De commissie wijst het verzoek af.

Volledig document openen (pdf)