Verzoeker heeft geen aanspraak op vergoeding van de gevraagde implantaatbehandeling ten laste van de zorgverzekering.

Verzoeker heeft aan de commissie verzocht te beslissen dat de ziektekostenverzekeraar alsnog de aangevraagde implantaten moet vergoeden. Een deel van de elementen in de onderkaak van verzoeker is jaren geleden al getrokken. In 2022 heeft de kaakchirurg hem geadviseerd om de resterende elementen te laten verwijderen en twee implantaten te laten aanbrengen om hierop een gebitsprothese te plaatsen. Dit is volgens verzoeker kwalitatief veel beter dan een volledige gebitsprothese zonder implantaten. Bovendien zou het eerst uitproberen van een volledige gebitsprothese zonder implantaten te veel tijd gaan kosten. Volgens verzoeker zijn de gevolgen van de afwijzing van vergoeding in zijn geval, mede gezien zijn leeftijd, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De ziektekostenverzekeraar heeft gesteld dat verzoeker geen verzekeringsindicatie heeft voor het aanbrengen van implantaten. Bij verzoeker is geen sprake van een situatie met een conventionele gebitsprothese op gestabiliseerde kaken, waarvan de occlusie en articulatie op orde zijn. De leeftijd van verzoeker maakt dit niet anders. Verzoeker heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom de afwijzing in zijn specifieke geval evident negatief uitpakt. Daarom valt niet in te zien waarom de afwijzing naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De commissie overweegt dat op grond van de verzekeringsvoorwaarden alleen aanspraak bestaat op implantaten ten laste van de zorgverzekering in geval van een zeer ernstig geslonken tandeloze kaak waarop een uitneembare prothese wordt geplaatst én sprake is van een functioneel probleem dat alleen kan worden opgelost met het aanbrengen van implantaten. Aangezien bij verzoeker nog niet is geprobeerd of hij voldoende is geholpen met een conventionele gebitsprothese, heeft hij geen aanspraak op een implantaatbehandeling. Toepassing van de geldende voorwaarden leidt in de situatie van verzoeker niet tot een uitkomst die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, althans daartoe is door verzoeker onvoldoende (gemotiveerd) gesteld.

Volledig document openen (pdf)